Overpeinzingen betreffende dierenleed

Dit hoofdstuk is bedoeld voor de meer theoretisch ingestelden onder de lezers.
Veel mensen hebben namelijk een ambivalent gevoel wat betreft het eten van vlees - tenminste als ze het zichzelf toestaan hierover na te denken.
De belangrijkste reden voor aversie tegen de jacht is de notie van dierenleed. We laten hier buiten beschouwing of daarvan bij de jacht meer sprake zou zijn dan in andere situaties, zoals de bio-industrie of de slachterijen.
We zijn het er langzamerhand over eens, dat bewustzijn nodig is om gelukkig te kunnen zijn en dus ook om te kunnen lijden. Pijn is nog geen lijden. Pijnbeleving daarentegen wel.

Bewustzijn kunnen we niet definiëren.

Wat is bewustzijn? Dat weten we allemaal, maar we kunnen het niet definiëren zonder een synoniem voor bewustzijn te gebruiken.

Om iets te definiëren is bewustzijn nodig. Maar kan iets zichzelf wel definiëren? 

De wetenschap kan al het nodige zeggen over het verband tussen bewustzijn en bepaalde hersendelen bij mensen. Ook wordt langzamerhand duidelijk, dat bij hogere dieren van een bepaald bewustzijn sprake is en bij sommige zelfs van zelfbewustzijn: ze herkennen zichzelf in een spiegel. Bijvoorbeeld eksters hebben dat vermogen. Of ze dan ook het leven ervaren zoals wij, is daarmee niet bewezen. Bij lagere diersoorten wordt een bewustzijn onwaarschijnlijk geacht. Gradaties in bewustzijn zijn voorstelbaar, zoals we ook bij onszelf kunnen vaststellen tussen slaap en halfslaap, of na te veel drank. Intelligentie en bewustzijn zijn ook niet synoniem: het is ondertussen duidelijk dat een groot deel van ons probleemoplossend vermogen via het onderbewuste loopt. Maar bewustzijn meten kan de wetenschap niet, wel elektrische signalen en hersenactiviteiten. Een wetenschapper, die beweert, dat hij meten kan hoelang een ritueel geslacht schaap nog bij bewustzijn is na de dodelijke snede, gaat dus zijn boekje te buiten.

Om dit punt nog eens te demonstreren: de wetenschap stelt vast, dat licht met een golflengtevan 450nm blauw is en dat van 750nm rood. Ze kan de signalen volgen van ons netvlies tot in de hersenen. Maar ze kan niet beschrijven hoe wij het ervaren, wanneer we een klaproos zien staan tussen de blauwe korenbloemen.

Een soortgelijke redenering kan men opstellen voor muziek, schoonheidsbeleving, liefde, etc.

Hiermee is niet gezegd, dat dierenleed niet zou bestaan
Natuurlijk zegt onze intuïtie dat dierenleed bestaat. En dat dat bij een hond meer is dan bij een vlieg. We nemen aan dat bijvoorbeeld de hogere primaten een zeker bewustzijn hebben. Bij amoeben en garnalen zijn we minder geneigd dit te geloven.

Dus iedereen die over dierenleed praat, moet voorzichtig zijn met wat hij zegt. Dat dieren niet alles ervaren zoals wij, kun je uit het volgende voorbeeld afleiden:
wanneer een vrouw een kind verliest, is dat een drama dat een leven lang kan duren. Wanneer een ree haar kalf verliest, is ze korte tijd onrustig op zoek. Daarna gaat het leven verder.

Spring Reeën

Nu zou je ook kunnen veronderstellen dat, zoals sommige mensen geloven, elk dier een compleet bewustzijn heeft. We kunnen het immers niet meten en het is ook niet bewezen, dat je voor bewustzijn gecompliceerde hersenen nodig hebt.
Maar in dat geval ligt de hele problematiek zo ver buiten ons bereik en stellen wij in het geheel zo ontzettend weinig voor, dat het absurd wordt ons daar druk over te maken. We kunnen ons ook moeilijk druk gaan maken over het lijden van planten.

Grootte zegt niets over dieren

Het raakt ons wanneer we een groot dier zien creperen en zijn bereid onmiddellijk actie te ondernemen. Het staat zelfs in de wet, dat we het mogelijke moeten doen, om het lijden te bekorten. Een muis zien we bijna nooit, maar die creperen ook in grote getale. Wie zegt dat een muis minder lijdt? Als er een verband is met de hersencapaciteit, is het voor een muis in ieder geval erger dan voor een struisvogel.

Toch vindt menigeen het normaal om muizengif te strooien als er muizen in huis komen. Het gebruik van gif met een extreem nare dood tot gevolg is kennelijk meer geaccepteerd dan het met één schot doden van een dier.

Betekent dit, dat we nu wereldwijd alle muizen moeten gaan redden? Afgezien van de praktische kanten zou het onze eigen ondergang betekenen.

Een raadseltje

Lijdt een kreeft van een kilo, die gedood wordt door onderdompeling in kokend water, meer dan een kilo garnalen die hetzelfde overkomt? Lijdt die kreeft minder wanneer hij elektrisch gedood wordt? Wie kwantificeert deze dingen? Misschien die mensen, die het bewustzijn bij een ritueel geslacht schaap menen te kunnen meten?

Een spagaat

Hoe het ook zij, het hele bestaan is een onnoemelijke poel van dieren- en mensenleed. En uit die poel zijn wij voortgekomen. We zitten dus in een intellectuele spagaat: enerzijds willen we geen dierenleed  veroorzaken - wat dit ook mag inhouden -, anderzijds zouden we onszelf vernietigen, zodra we dit in al zijn consequenties zouden doorvoeren. Dat zou een omgekeerde evolutie zijn. Natuurlijk legitimeert dit laatste het niet om allerlei dieren maar onbeperkt leed te bezorgen, maar het legitimeert wel dat we ons ten koste van dieren voeden. En als je de werkelijkheid accepteert zoals die is, dan mag je daaraan ook genoegen beleven.

Intrinsieke waarde van het dier

In de Flora & Faunawet is bepaald, dat elk dier een intrinsieke waarde heeft. Dit betekent een wezenlijke waarde, een waarde op zich – dus zonder de vraag of het dier nut heeft voor ons. Niemand is hiervan meer overtuigd dan de weidelijke jager, die immers een sterke band met de natuur heeft. Maar het dier heeft niets aan deze vaststelling. Waar blijft zijn intrinsieke waarde op het moment dat hij geconsumeerd wordt? Beter is het dan ook te spreken van de intrinsieke waarde van een diersoort. Leuk voor de filosofisch ingestelde mensen onder ons. Het dier wordt er verder niet door geholpen.

In het verlengde hiervan wordt door sommigen betoogd, dat het dier integriteit heeft.
Integriteit betekent onaantastbaarheid, onschendbaarheid. In de natuur - en dus ook bij ons - is van oorsprong niets onschendbaar, maar integriteit hebben wij onszelf toegekend en deze betrekt zich sterk op een persoon. Dit aan 'het dier' toekennen zou wel erg ver gaan. Zodra we een zadel op een paard leggen, is het gedaan met zijn integriteit.

Maar toch !

Als ik dan zie hoe mijn parkiet, na zijn veren uitgeschud te hebben, lekker van het zonnetje geniet, dan denk ik "Wat zou er in die kleine hersentjes omgaan?" 

Ijsvogel
één moment...